BFD, Bio-elektronische Functie Diagnostiek
Zo'n 5000 jaar geleden maakten de Chinezen al gebruik van punten op huid die zouden corresponderen met de inwendige organen. Deze punten werden vooral gebruikt om therapie toe te passen. Tegenwoordig weten we dat je met behulp van een gevoelige meetinstrument op allerlei punten eveneens metingen kunt doen. Die metingen geven inzicht in wat we noemen "de energetische status" van de organen; je meet dus als het ware de kracht en de functie van een orgaan, een deel daarvan, of een geheel orgaansysteem. Bergsmann en Kokoschinegg hebben dit goed onderzocht.
Met dezelfde elektronische apparatuur kan je eveneens therapie toepassen. Een punt dat te laag meet kan gestimuleerd worden met een zwakstroompje, dit noemen we elektro-acupunctuur-stimulering.
Een te hoge meetwaarde kan op dezelfde wijze worden verlaagd; dit noemen we "sederen". De huid is een projectieplaats van inwendige ziekten van waaruit ook therapie mogelijk is.
Het doormeten, BFD; Bio-elektronische Functie Diagnostiek.
Tijdens het natuurgeneeskundig consult is doormeting van de BFD-meetpunten een vast onderdeel. Het levert aanvullende diagnostische gegevens op, naast de irisdiagnostiek. In de praktische toepassing wordt gebruik gemaakt van een voorhoofdelektrode die bij de patiënt wordt aangebracht. Vroeger werd er meer gebruik gemaakt van een handelektrode, maar dat wordt steeds meer verlaten omdat de vochtigheid van de handen en de kracht waarmee de elektrode wordt vastgehouden niet constant genoeg zijn voor een zuiver meetresultaat. Deze elektrode is nodig voor de stroomgeleiding, welke wordt gevormd tijdens het doormeten met de tweede meetelektrode. We maken hierbij veilig gebruik van 9 Volt batterij-zwakstroom.
Gewoonlijk worden eerst de handen gemeten, en vervolgens de voeten. De rechter hand en voet geven informatie over de rechter lichaamshelft (mediaal, van boven naar beneden) en hetzelfde geldt voor de linker lichaamshelft. De meetpunten rechts en links corresponderen voor een groot deel met elkaar, maar niet helemaal. Het grootste deel van het hart meten we bijvoorbeeld links, een kleiner gedeelte meten we rechts. De milt meten we alleen aan de linker voet, niet rechts. Voor een betere en objectieve meting wordt gebruik gemaakt van een schaaltje met demiwater, waarin de meetelektrode tijdens het doormeten regelmatig wordt gedoopt; dit geeft een betere 'constante' bij de huid-elektrode geleiding. De meetpunten van een orgaan of orgaansysteem zijn met elkaar verbonden; deze verbindingslijn noemen we een meridiaan ('energieverbindingsweg').
Meng en Lang hebben wetenschappelijk vastgesteld dat ieder acupunctuurpunt een verbinding heeft met het Centraal Zenuwstelsel (CZ). Iedere meridiaan heeft een equivalent in het CZ, in de vorm van zenuwbanen. Lang heeft waargenomen dat de "reflexbogen van het vegetatieve zenuwstelsel, een cybernetisch werkingspatroon vertonen ter stabilisering van de orgaanfuncties"; Lang noemde dit een uit balans geraakte "Regelkreis". In de neuraaltherapie wordt dit systeem het "basis bio-regulatie systeem" genoemd, waar een zeer snelle communicatie plaats vindt tussen organen en zachte weefsels (bindweefsel). Het was al bekend dat een uit balans geraakte "Regelkreis" met behulp van acupunctuur is te harmoniseren.
INTERPRETATIE
weerstandsmeting terminale acupunctuurpunten op de huid:
Bij de BFD wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de zogenaamde terminaalpunten.
Deze meetpunten bevinden zich aan de uiteinden van het lichaam, op de voeten en de handen.
De waarde van de meting lezen we af op een instrumentschaal.
Punten die rond de 90 SD blijven hangen, moeten we interpreteren als een (chronische) irritatie in het bijbehorende orgaan of orgaansysteem.
Een voorbeeld: een dergelijke waarde zal je meten bij iemand die een zenuwontsteking ontwikkelt, of gordelroos. Nóg hogere waarden, dus rond de 95-100 SD horen bij ontstekingen. Een gebitshaard of een maagslijmvlies-ontsteking zijn daar een goed voorbeeld van.
Wat in de praktijk veel meer voorkomt is het meten van te lage waarden. Het komt vaak voor dat een meetpunt wordt 'leeggemeten'; het energiearme meetpunt verbruikt dan direct het meetstroompje zelf.
Een meetpunt dat bijvoorbeeld vanuit 60 SD tijdens het meten "terugloopt" naar 40 SD of nog minder, kunnen we aanduiden als een zwakteteken van het bijbehorende orgaan(systeem). Er zijn ook punten die direct al heel laag kunnen meten; dit wijst op een concrete onder-functie, gedurende langere tijd. Een paar voorbeelden: zes van de tien personen in de praktijk hebben een chronische onder-functie van het epifyse-hypothalamus-hypofyse systeem. Daar hoort vrijwel altijd de klacht "futloosheid" bij.
Zo vertonen 60% van de praktijkbezoekers ook een lage tot zeer lage meetwaarde op het meetpunt dat informatie geeft over de conditie en elasticiteit van de slagaders (arteriële vaatconditie). Niet vreemd natuurlijk, hart- en vaatziekten zijn nog steeds nummer één/twee in ons land.
Ook komt het een enkele keer voor, dat bepaalde (chronische) ziekten met een genetisch bepaalde achtergrond niet goed meetbaar zijn. Het lijkt er op, dat het lichaam zo'n afwijking (door verkeerde genetische informatie?) niet herkent als een ziekte - waardoor dit niet goed meetbaar is en 'normaal' meet.